Marginale toetsing door de NIP-colleges: mission impossible voor de A&O-psycholoog?
Rosalinde Visser
A&O-psychologen in de gevarenzone bij rapportage in het kader van assessments? Frans Tegel, programmadirecteur PBSA, vraagt in zijn artikel Assessment en Rapportage in het februarinummer van A&O-items aandacht voor het feit dat de marginale toetsing door de Colleges van Toezicht en Beroep van het NIP de A&O - psycholoog voor een onmogelijke opdracht zou stellen, waarop niemand zit te wachten. De zakelijke opdrachtgever in ieder geval niet.
In reactie op genoemd artikel wil ik, mede namens de Bestuurscommissie Ethische Zaken (BEZ) van het NIP, de door Tegel geventileerde mission impossible nuanceren en A&O-psychologen wijzen op het grote belang van een zorgvuldig onderbouwde en gemotiveerde rapportage. A&O-psychologen dienen zich op grond van de beroepscode daarover te kunnen verantwoorden: tegenover de cliënt, de externe opdrachtgever en in laatste instantie ook de tuchtrechter.
Vaste tuchtrechtspraak bij de Colleges van het NIP is dat de beide Colleges naast de relevante artikelen uit de beroepscode ook een vijftal toetsingscriteria hanteren, die zijn ontleend aan de vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.
De zorg die Tegel in zijn artikel uitspreekt is dat de Colleges daarbij te weinig rekening houden met de specifieke situatie waarin het assessment wordt uitgevoerd, en dan in het bijzonder de professionele driehoeksrelatie tussen A&O-psycholoog - (externe) opdrachtgever - kandidaat/cliënt. De psycholoog houden aan de vijf toetsingscriteria komt er volgens Tegel op neer dat min of meer het hele dossier in de rapportage zou dienen te worden opgenomen. En dat terwijl de externe, meestal zakelijke, opdrachtgever behoefte heeft aan een helder en duidelijk, en ook bij voorkeur beknopt advies. De A&O-psycholoog zou volgens Tegel als gevolg van de interpretatie door de tuchtcolleges van het NIP met gemak kunnen worden aangeklaagd en veroordeeld. Deze opvatting wil ik in het onderstaande graag nuanceren.
De Colleges van Toezicht en Beroep constateren in de door Tegel aangehaalde uitspraken (CvT 08/51 en CvB 2009/11) dat er een spanningsveld bestaat tussen de huidige assessmentpraktijk en de eisen die door beroepscode en tuchtrechter aan onderzoek en rapportage worden gesteld. Dat spanningsveld kan inderdaad niet worden ontkend of genegeerd. Het werken volgens de beroepscode levert de psycholoog regelmatig, en ook op meerdere werkterreinen, een spanningsveld op. Dat is niets nieuws en ook niet exclusief voor de assessmentpraktijk. Waar het om draait, is de vraag of het bestaan van dat spanningsveld op zich al tot de conclusie zou kunnen leiden dat de psycholoog bij rapportages in het kader van assessments tuchtrechtelijk onvermijdelijk ‘nat’ gaat.
De opvatting van Tegel berust naar de overtuiging van de BEZ op een onjuiste aanname: de genoemde vijf criteria zijn weliswaar afkomstig uit de tuchtrechtspraak in de gezondheidszorg, maar vragen niet van de A&O-psycholoog om alle uitslagen van alle gehanteerde testen in het assessmentrapport op te nemen. De NIP-colleges doen in het kader van marginale toetsing geen diepgaand onderzoek, beoordelen geen integrale testprogramma’s en verlangen van de psycholoog zeker geen vuistdikke rapporten.
Beroepsethisch en tuchtrechtelijk - ook aan de hand van de vijf criteria - komt de marginale toetsing er in de kern op neer dat de psycholoog een zorgvuldig onderbouwd en consistent advies aflevert, waarin de conclusies kunnen worden gedragen door de op basis van het (assessment)onderzoek verkregen resultaten en bevindingen (Beroepscode voor psychologen, artikel III.4.3.5 en III.4.3.6)*. Niet meer, maar ook zeker niet minder! Een bondige, heldere en duidelijke rapportage doet zowel recht aan het belang van de cliënt als aan dat van de externe opdrachtgever. En zal de marginale toets van de tuchtrechter meestal kunnen doorstaan.
*III.4.3.5 Relevantie en beperkingen van conclusies
De psycholoog geeft zich er rekenschap van in hoeverre de conclusies die hij uit zijn bevindingen trekt relevant zijn en welke beperkingen aan deze conclusies kleven. In overeenstemming daarmee nuanceert hij zijn conclusies.
*III.4.3.6 Rapportage beperken tot relevante gegevens
De psycholoog beperkt zich in rapportages tot het vermelden van relevante gegevens en oordelen die voor het doel van de rapportage noodzakelijk zijn. Hij doet dat in voor de ontvanger van het rapport begrijpelijke en in ondubbelzinnige termen. Uit de rapportage moet duidelijk blijken wat de beperkingen zijn van de uitspraken en de gronden waarop deze berusten. Wanneer er een verzoek is om een beoordeling te geven over de (toekomstige) toestand of het (toekomstig) functioneren van de cliënt, dient de psycholoog zich te beperken tot een beoordeling, die kan worden gedragen door de hem bekende gegevens.
Mr. Rosalinde Visser, stafmedewerker Ethiek en secretaris Bestuurscommissie Ethische Zaken (BEZ) van het NIP.
Reageren? Mail naar A&O-items.
|