algemeen
nip
waop
       

NIEUWSBRIEF ARBEIDS- & ORGANISATIEPSYCHOLOGIE
Jaargang 9 - nr. 5 - november 2011


Een pakketje met de feestdagen

Peter Ambagtsheer
Veel eer valt de meeste psychologen niet te beurt. Ondersteun je cliënten succesvol, dan zullen ze niet rondbazuinen dat ze dankzij psychologische hulp op de been blijven. Verkiezen cliënten eigenwijsheid boven goed advies, dan is de psycholoog zelfs de gebeten hond.

Vroeger, toen mijn vader (arts) nog werkte, draaide de pakketdienst rond kerst overuren om bedankjes - flessen wijn en sterk - te bezorgen. ‘Rechtop het ziekenhuis uit’ was het motto van mijn vader en patiënten wisten dat te waarderen. Ik heb dat motto overgenomen, met dien verstande dat ik niet in een ziekenhuis werk en dat rechtop dan meer overdrachtelijk bedoeld is. Maar wel met dat typische 'zorg-gen'.  Helaas ervaren lang niet alle cliënten en/of kandidaten psychologische hulp zoals die bedoeld is.

In tegenstelling tot de arts bij een gebroken been, nodigt een psycholoog de cliënt of kandidaat meer dan eens uit om aan zichzelf te werken, bijvoorbeeld door die spreekwoordelijke spiegel voor te houden. Dat levert dan wel trouwe opdrachtgevers op, maar het gebeurt onder het mom van vertrouwelijkheid, in alle stilte. Waar je iedereen kunt vertellen hoe tevreden je over een chirurg bent, is dat bij goede psychologische hulp veel minder vanzelfsprekend. En dat is jammer, want de rol van (A&O-)psychologen voor de economie wordt volgens mij bijzonder onderschat.

Wij leggen onszelf strenge normen op, uit professionaliteit en om vertrouwen in ons beroep een boost te geven. Cliënten en kandidaten zijn daarentegen heel wat vrijer in hun gedrag. Het zij zo. Maar ook hier gebeurt het nodige in stilte en anonimiteit, dat wel eens wat aandacht mag krijgen. Psycholoog zijn is een ‘contactberoep’. Een kandidaat die onder de maat presteert: we zullen het weten. Een cliënt die je op zijn verantwoordelijkheden wijst: je krijgt het te horen.

Ik zie een opvallende parallel tussen hulp aan drugsverslaafden en sommige managers, die hun slechte gewoontes beter zouden kunnen afleren maar daar niet een, twee, drie toe bereid zijn. Van kandidaten in managementrollen komt er vaak véél protest bij slechts de suggestie medewerkers eens op gedrag aan te spreken. Het wordt al snel (ten onrechte) opgevat als een advies om ruzie te gaan maken. Waarop sommige kandidaten ervoor kiezen dat meteen te doen, zij het dan tegenover de adviseur. 

Kandidaten die op een andere manier onder de maat presteren, gaan nog wel verder. ‘Ik kan je wel aan meer opdrachten helpen, maar dan moet dit rapport wel eerst wat positiever worden.’  Of: ‘Ik stuur wel iemand bij je langs.’ En: ‘Het zou hier zomaar kunnen ontploffen.’ Dit zijn dan nog de openlijke tekenen van weerstand die je krijgt. Maar al te vaak proberen de mindere goden bij de opdrachtgever nog eens hun gram te halen. Bijvoorbeeld door te klagen over de lunch (!). Dit geldt dan overwegend de mannelijke gevallen.

Een kandidaat dreigde met zelfmoord. ‘Dit rapport kan mensen wel voor de trein doen springen’.
‘Even serieus. Bent u van plan voor de trein te springen? Moet ik de politie inseinen?’
‘Nee, maar andere mensen zouden dat kunnen doen.’
‘Welke andere mensen dan?’
‘Mensen die ook zo'n rapport krijgen.’
‘Nou, iedereen krijgt een persoonlijk rapport. In dit specifieke rapport staat dat u geen manager kunt zijn. Mensen die dreigen voor de trein te springen, zijn niet geschikt als manager. U wilt mijn ongelijk bewijzen. Daarom springt u niet voor de trein.’
Ik moet er niet aan denken hoe het voor medewerkers zou zijn om voor dit type zelfbenoemde ‘manager’ te werken.

Sommige vrouwen kunnen er ook wat van. Om die reden heb ik mijn assistentes, tegenwoordig mijn echtgenote zelf, steeds instructie gegeven pas naar huis te gaan als de vrouwelijke kandidaat vertrokken is. In het bijzonder bij sommigen die hun 'hebben en houwen' wel erg opzichtig étaleren. In één geval legden we op video vast hoe een vrouwelijke kandidaat in een rollenspel haar boezem demonstratief op tafel legt om een (mannelijke) collega van mij te imponeren – komisch genoeg, met direct effect. Hij kreeg het te horen!

Lang niet altijd volstaat dat. ‘Wat betekent dit rapport voor ons?’, vroeg een kandidate mij eens met quasi onschuldige stem. ‘Zie ik je later nog?’ Misschien is het een vingerwijzing naar de manier waarop zulke kandidaten door selectierondes bij de opdrachtgever heenkomen.

Eén (mannelijke) kandidaat bracht zelfs zijn echtgenote in stelling. ‘Mijn vrouw stapt zo in de auto.’ Mijn wedervraag: ‘Wat komt ze hier dan doen? Mij bedanken dat ik je eindelijk eens de waarheid vertel?’ En sommige kandidates maken het wel erg bont. Eén dame slaagde erin om te rekken totdat mijn assistente noodgedwongen naar huis moest; en vroeg even later: ‘Wat doe je vanavond?’ ‘Nou, ik ga naar huis, naar mijn gezin en dat wordt de hoogste tijd. Ik stuur het rapport wel op.’

Ik reken niet op veel wijn deze kerst. Ik heb mij erbij neergelegd. Desondanks zijn kandidaten die wèl open staan om iets te leren en die er wèl hun voordeel mee doen, een vrij grote meerderheid: ik denk wel 85% – en dat is veel. 

Peter Ambagtsheer heeft een A&O-adviespraktijk Mentaspex te Apeldoorn.

Reageren? Mail naar A&O-items.