algemeen
nip
waop
       

NIEUWSBRIEF ARBEIDS- & ORGANISATIEPSYCHOLOGIE
Jaargang 7 - nr. 5 - november 2009


Het schaap met de drie poten

Tristan Lavender
Het benutten van talent levert meer resultaat op dan het sleutelen aan tekortkomingen. Dat betoogde ik in de september-editie van A&O items.

Mijn argumentatie in een notendop: competenties die je van nature niet in je hebt, breng je ook niet makkelijk tot ontwikkeling. Een groeiende stroom van wetenschappelijk onderzoek toont dat aan. Uit praktijkonderzoek blijkt bovendien dat succesvolle managers medewerkers juist stimuleren om beter te worden waar zij goed in zijn.

In zijn reactie op mijn artikel pleit G. Westen voor nuancering. Ten eerste signaleert hij dat de begrippen ‘talent’ en ‘competentie’ door vaagheid omgeven zijn. Ter verheldering: onder een talent versta ik een aangeboren eigenschap, een potentiële kracht waarover iemand van nature beschikt; een competentie beschouw ik als de gedragsresultante van aanleg, kennis en vaardigheden. Uitgaande van deze definities stelt de persoonlijkheid grenzen aan de ontwikkelbaarheid van competenties.

States en traits
Westen hanteert een ruimere definitie van ‘competenties’, door naast ‘trait-achtige’ competenties ook ‘state-achtige’ competenties te onderscheiden, zoals self-efficacy. Door het begrip ‘competentie’ los te koppelen van stabiele persoonlijkheidstrekken (‘traits’), ontstaat er meer ruimte voor persoonlijke ontwikkeling onafhankelijk van aanleg. Westen illustreert dat met het werk van gerespecteerde psychologen als Albert Bandura en Fred Luthans.

Ik verwelkom graag de nuance dat het in sommige gevallen wel degelijk mogelijk is om een zwak punt in iemands functioneren snel en succesvol te ontwikkelen. Sommige competenties zijn inderdaad minder stevig verankerd in de persoonlijkheid dan andere. Vakbroeders die simpele dichotomieën schuwen zullen verheugd zijn dat hier niet zozeer sprake lijkt van een dichotomie tussen ‘state-achtige’ en ‘trait-achtige’ competenties, maar van een ‘state-trait continuüm’ (Avey, Luthans & Mhatre, 2008).

Tegelijkertijd plaats ik een voorbehoud dat ook Luthans en zijn collega’s maken: het is allerminst gegarandeerd dat het ontwikkelen van ‘state-achtige’ competenties de prestaties van mensen blijvend positief beïnvloedt. Met gerichte training en coaching in vaardigheden kom je soms een heel eind. In ieder geval op de korte termijn. Maar het valt nog maar te bezien of de aangeleerde vaardigheden en het verworven zelfvertrouwen ook over langere tijd standhouden in de vaak stressvolle praktijk van alledag. Luthans en zijn collega’s pleiten terecht voor meer longitudinale studies naar de effectiviteit van interventies die gericht zijn op ‘state-achtige’ competenties.

Overspannen verwachtingen
Westen heeft natuurlijk een punt wanneer hij pleit voor een genuanceerde kijk op de werkelijkheid. Ontwikkeling gericht op zwaktes wil ik niet categorisch kansloos of onzinnig verklaren. Wat ik ter discussie heb willen stellen, is het nog altijd wijdverbreide geloof dat talentontwikkeling zich op die zwaktes zou moeten concentreren. Daar gaan overspannen maakbaarheidsverwachtingen achter schuil. Die leiden in de praktijk niet altijd, maar vaak wel, tot teleurstellende resultaten.

Ja, competenties zijn met gerichte inspanning ontwikkelbaar. Maar, in veel gevallen stelt de persoonlijkheid daar – in meer of mindere mate – wel grenzen aan. Geloof in de potentie van de mens is prachtig, maar moet wel gegrond zijn. Te vaak hoor ik nog dat een zwak punt in het functioneren eenvoudig te ontwikkelen is met een coach hier en een training daar, terwijl een simpele blik op iemands persoonlijkheidsprofiel leert dat die persoon er op dat vlak waarschijnlijk nooit veel van gaat bakken.

Door het vizier op de zwakke punten van mensen te richten, bestaat het risico dat talenten onvoldoende worden herkend en onvoldoende worden benut. Een verkwanseling van menselijk kapitaal. Mensen die hun krachten kennen en die hun schaarse tijd en energie selectief investeren in het verder ontwikkelen van die krachten, leveren in de praktijk vaak een grotere meerwaarde dan mensen die zich vergeefs proberen te vormen naar het utopische profiel van de ‘complete medewerker.’

Veel Nederlandse bedrijven concentreren zich nog op het wegwerken van deficiënties in het functioneren van hun medewerkers, alsof daar stelselmatig de meeste winst valt te behalen. Deze bedrijven verliezen onnodig tijd, geld en energie aan heilloze pogingen om schapen met vijf poten te kweken. Zonde. Een zelfbewust schaap met drie volgroeide poten heeft de weg naar de top vaak sneller gevonden.

Referentie
Avey, J.B., Luthans, F., & Mhatre, K.H. (2008). A call for longitudinal research in positive organizational behavior. Journal of Organizational Behavior, 29, 705-711.

Tristan Lavender is psycholoog bij HFMtalentindex.