![]() |
||||
![]() |
||||
![]() |
||||
NIEUWSBRIEF ARBEIDS- & ORGANISATIEPSYCHOLOGIE |
||||
Het fenomeen van de domme denker Een lange introductie om antwoord te geven op de vraag van Philip Schut. Een aspirant-hoogleraar met een hoge score consciëntieusheid, een sterke open mind en goede communicatieve vaardigheid zal ik niét a priori negatief beoordelen vanwege een intelligentiescore die op een krap hbo-niveau blijft steken. Wat niet wil zeggen dat ik de te lage intelligentiescore als onrelevant terzijde schuif. Want die score heeft natuurlijk implicaties. In geval van een positief advies, zou ik op zijn minst adviseren dat de desbetreffende hoogleraar zich puur moet concentreren op de inhoud van zijn vakgebied. Een substantiële managementtaak zou ik afraden. Zo zijn er, ook buiten de wetenschap, tal van mensen met een denkfunctie die niet zo intelligent zijn als hun titel of functie doet vermoeden. Mijn indruk is dat wij assessmentpsychologen soms wel erg gedwee de diploma-eis (academisch niveau gevraagd) verheffen tot assessmenteis. Daarnaast denk ik dat we intelligentie soms op een wel erg eenzaam voetstuk zetten. We hebben tijdens onze studie allemaal geleerd dat 'intelligentie de beste voorspeller' is. Maar bedoelen we daarmee niet eigenlijk: de voorspeller die we het beste statistisch hebben kunnen aantonen als zijnde goede voorspeller? Zonder te willen afdingen op de voorspellende waarde van een goede intelligentietest – ik beschouw het absoluut als een wezenlijk onderdeel van assessment – ben ik er tegelijkertijd van overtuigd dat er naast intelligentie ook andere zaken zijn die belangrijk zijn in de voorspelling van succes. Ik noemde ze al: persoonlijkheid en sociale gedragsvaardigheid. In een compleet assessment krijgt een kandidaat de kans op alle drie de facetten zijn kwaliteiten te tonen. Dat is sinds de opkomst van de assessment center methode ook al jarenlang de gebruikelijke gang van zaken: intelligentietests, persoonlijkheidsvragenlijsten en simulatieopdrachten. Want het is zo logisch dat een hoge intelligentie in menig functie weinig oplevert als iemand een zeer lage prestatiemotivatie heeft, of als iemand niet goed contact kan maken. En omgekeerd geldt dat iemand met een minder hoge intelligentie behoorlijk wat kan compenseren als ie enorm gedreven is, of zeer contactueel vaardig. Probleem opgelost dus. Maar pratend met vakgenoten merk ik dat assessmentpsychologen – mezelf incluis – regelmatig een worsteling hebben met het soortelijk gewicht van de verschillende instrumenten. Vooral met de soms tegenvallende intelligentiescores van hoogopgeleide assessmentdeelnemers. Ons wetenschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel wijst ons op het adagium: intelligentie is de beste voorspeller. Onze praktijkervaring leert ons dat een rechtlijnige conclusie lang niet altijd recht doet aan de kwaliteiten van een assessmentdeelnemer. Bas Kok is psycholoog en senior adviseur bij LTP. Hij publiceerde in 2004 het boek Assessment doen (samen met Ferry de Jongh). In 2007 publiceerde hij de roman Het Lab, die zich afspeelt in de wereld van het assessment. Dalende IQ-koersen |