Assessment en Rapportage
Frans Tegel
Een reactie op de uitspraak van het College van Beroep (CvB), No. CvB 2009/11, over de beslissing van het College van Toezicht (CvT), No. CvT 08/51.
De uitspraak van het CvB over een klacht van een kandidaat in een assessment legt een kwestie bloot die, wanneer deze niet tot een goede oplossing wordt gebracht, ertoe kan leiden dat A&O-psychologen, verantwoordelijk voor het uitbrengen van adviezen op grond van assessments, eenvoudig en met succes kunnen worden aangeklaagd en veroordeeld.
De kwestie is dat er kennelijk binnen het CvT en het CvB onduidelijkheid is over de wijze waarop een rapport over een assessment moet worden beoordeeld.
Het CvT constateert dat er een spanningsveld bestaat tussen de eisen die op basis van de Beroepscode van het NIP aan onderzoek en rapportage worden gesteld en de assessmentpraktijk. Dit spanningsveld bestaat eruit dat in de rapportage het advies aan de opdrachtgever een centrale plaats inneemt terwijl de onderbouwing van de conclusies veelal summier is. Om een dergelijke rapportage toch, zij het marginaal, te toetsten hanteert het CvT naast de Beroepscode een 5-tal criteria die zij heeft overgenomen van het Centraal Tuchtcollege van de Gezondheidszorg:
- Wordt in het rapport op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusie van het rapport steunt?
- Vinden de in het rapport uiteengezette gronden aantoonbaar voldoende steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport?
- Kunnen bedoelde gronden de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen?
- Beperkt de rapportage zich tot de deskundigheid van de rapporteur?
- Kon de methode van onderzoek om te komen tot beantwoording van de voorgelegde vraagstelling leiden tot het beoogde doel, of heeft de rapporteur daarbij de grenzen van de redelijkheid en billijkheid overschreden?
Het CvB stelt dat waar het CvT een spanningsveld signaleert tussen de eisen van de Beroepscode en de assessmentpraktijk, de praktijk onjuist is en zich dient aan te passen aan de Beroepscode.
De hierboven geschetste problematiek en de genoemde oplossingen baren in de beroepspraktijk enige zorg omdat kennelijk te weinig rekening wordt gehouden met de specifieke situatie waarin het assessment wordt uitgevoerd.
Er is hier met name altijd sprake van een professionele driehoeksrelatie, welke de A&O-psycholoog aangaat met een Opdrachtgever in de vorm van een organisatie en een Kandidaat die door middel van een assessment wordt beoordeeld op zijn of haar competenties voor een taak, functie of loopbaan binnen deze organisatie. In deze bedrijfsmatige omgeving bestaat de professionele rapportage van een assessment uit een helder en duidelijk, en ook bij voorkeur beknopt, geformuleerd advies.
Artikel I.1.2.15 van de Beroepscode definieert de rapportage als 'alle tot één of meer cliënten herleidbare bevindingen, beoordelingen of adviezen die mondeling of schriftelijk worden uitgebracht'.
Wanneer aan deze rapportage de eis wordt gesteld, zoals kennelijk door het CvT, dat hierin alle tests en testuitslagen, alle beoordelingen van de praktijksimulaties en alle observatieverslagen plus een verslaglegging van de afwegingen van de onderzoekers worden opgenomen, dan betekent dat dat in feite het hele dossier in het rapport moet zijn verwerkt.
Welnu, dit is een onmogelijke eis. Geen enkel professioneel adviesbureau en in het verlengde hiervan geen enkele A&O-psycholoog, zal zich aan deze eis conformeren. Om de simpele reden dat een dergelijke rapportage zakelijk geen meerwaarde oplevert. Bovendien zit niemand, noch opdrachtgever, noch kandidaat, op een dergelijk, voor de niet-professional onwerkbaar, pak papier te wachten. In plaats van meerwaarde te bieden, zou een dergelijke rapportage juist verwarring zaaien en het begrip tussen de partijen verminderen.
Wanneer het artikel echter beoogt dat het rapport volledig is in de beschrijving van de bevindingen, beoordelingen en adviezen, dat het rapport als een zelfstandig en voldragen verhaal, mogelijk aangevuld met kwantitatieve gegevens, over de competenties van de kandidaat in het licht van de specifieke vraagstelling, gelezen kan worden, dan kan dit artikel gewoon worden toegepast en als beroepscode-criterium voor rapportage functioneren. Naast de 16 andere beroepscode-artikelen met criteria over rapportage. Testuitslagen en beoordelingen van praktijksimulaties en dergelijke kunnen dan als de ruwe gegevens waarop de bevindingen gebaseerd zijn in het dossier blijven. Waar zij overigens onderworpen zijn aan de beroepscode-criteria voor dossiervorming.
Men kan vaststellen dat al vele jaren binnen de assessmentpraktijk een grote mate van openheid heerst over het gebruik van tests, praktijksimulaties, beoordelingen en rapportages. Kandidaten krijgen alle gelegenheid kennis te nemen van de bevindingen en de uit te brengen adviezen. Het rapport wordt niet zonder toestemming van de kandidaat aan de opdrachtgever uitgebracht. Ook is het niet ongebruikelijk om kandidaten inzicht te verschaffen in tests en testresultaten en in de beoordelingen die zijn genoteerd over de aanpak en de effectiviteit waarmee kandidaten de praktijkproeven hebben uitgevoerd. Adviesbureau's hechten eraan dat kandidaten het inzicht in hun eigen gedrag naar aanleiding van hun ervaring met het assessment kunnen vergroten.
Met de assessmentpraktijk is in het algemeen gesproken dan ook niets mis. Men kan haar gerust als voorbeeld nemen voor een verantwoordelijke, integere, respectvolle en deskundige praktijk (de vier ethische basisprincipes die ten grondslag liggen aan de Beroepscode).
De noodgreep van het CvT om criteria van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te gebruiken, kan achterwege blijven. Deze criteria voegen weinig toe omdat ze, duidelijk vanuit een andere discipline voortkomend, voor de assessmentpraktijk niet goed herkenbaar zijn en hierdoor ook weinig praktisch hanteerbaar.
Het is denkbaar dat er binnen het CvT behoefte bestaat aan een praktische checklist voor de beoordeling van assessmentrapporten in het licht van de algemene Beroepscode. Zo'n checklist zou in ieder geval in samenspraak met de beroepsgroep zelve opgesteld moeten worden. Een bijkomend voordeel van zo'n checklist is dat deze ook in de dagelijkse praktijk gebruikt kan gaan worden, bijvoorbeeld in voorlichting, interne klachtenbehandeling en in de opleiding.
Uiteraard is de PBSA bereid bij te dragen aan het opstellen en in de praktijk brengen van zo'n checklist.
Uitspraak CvB 2009/11
Uitspraak CvT 08/51
Artikelen Beroepscode NIP
Frans Tegel, Programmadirecteur Postdoctorale Basisopleiding voor de Selectiepsychologische Adviespraktijk (PBSA).
Reageren? Mail naar A&O-items.
De PBSA is een vereniging van toonaangevede adviesbureaus in Nederland op het gebied van assessment en loopbaanadvies. Zij biedt een postdoc-opleiding assessment aan psychologen die werkzaam zijn bij de deelnemende bureaus waarin al de aspecten van de assessmentpraktijk aan de orde komen en zij certificeert psychologen die deze opleiding met goed resultaat hebben afgesloten.
Lid van de PBSA zijn: LTP * Berenschot*ORGA * GITP*Human Company * Keur Company * Vijlbrief P&O * Meurs HRM * Beljon+Westerterp * Leeuwendaal * Right Management * PAS (Defensie Personele Diensten) * Politieacademie * DilemmaConsult.
|