algemeen
nip
waop
       

NIEUWSBRIEF ARBEIDS- & ORGANISATIEPSYCHOLOGIE
Jaargang 6 - nr. 2 - april 2008


Perfectionisme: adaptief of maladaptief?

Ellen Spoor en Nico W. Van Yperen
De vraag of perfectionisme als een adaptieve of maladaptieve eigenschap moet worden gezien, is niet eenduidig te beantwoorden. In de literatuur over perfectionisme kunnen twee stromingen worden onderscheiden. De eerste stroming beschouwt perfectionisme als een unidimensioneel construct. Hierbij wordt perfectionisme alleen vanuit de persoon zelf bekeken en wordt de nadruk gelegd op de negatieve kant van deze eigenschap. De tweede stroming hanteert een multidimensioneel perspectief van perfectionisme. Daarbij wordt het begrip perfectionisme onderscheiden in meerdere aspecten, waarvan sommige als adaptief worden gezien en andere als maladaptief.

Een voorbeeld van iemand die perfectionisme vanuit een unidimensioneel perspectief bekeek, was David Burns (1980). Burns definieerde een perfectionist als iemand die extreem hoge eisen stelt aan zichzelf en zijn eigenwaarde laat afhangen van geleverde prestaties. Hij beschouwde perfectionisme als een maladaptieve eigenschap die geassocieerd kon worden met stemmingsproblematiek, een lagere werktevredenheid en verminderde productiviteit. Om de mate van perfectionisme vast te stellen, ontwikkelde hij de Burns Perfectionism Scale. Hij was hiermee één van de eersten die een meetinstrument voor perfectionisme ontwikkelde

Begin jaren ’90 kwam de trend op gang om perfectionisme te bekijken vanuit een multidimensioneel perspectief. Zo benadrukten Hewitt en Flett (1991) dat perfectionisme niet alleen vanuit de persoon zelf moest worden bekeken, maar dat er ook aandacht diende te zijn voor het interpersoonlijke aspect. Dit kwam tot uiting in een meetinstrument dat zij ontwikkelden waarmee drie vormen van perfectionisme konden worden onderscheiden. Ten eerste zelfgeoriënteerd perfectionisme. Hierbij ging het om de mate waarin iemand hoge doelen stelde voor zichzelf. Het tweede aspect dat zij onderscheidden was sociaal voorgeschreven perfectionisme, oftewel het idee dat anderen hoge eisen stelden aan de persoon zelf. Het derde aspect betrof de mate waarin iemand onrealistische standaarden stelde aan mensen uit zijn of haar omgeving, wat werd aangeduid als andergeoriënteerd perfectionisme.

Slaney et al. (2001) hanteerden ook een multidimensioneel begrip van perfectionisme. Weliswaar bekeken zij perfectionisme alleen vanuit de persoon zelf, maar vonden zij dat behalve de negatieve kant van perfectionisme juist ook de positieve kant moest worden benadrukt. Volgens hen kon er door te kijken of iemand hoge standaarden nastreefde, bepaald worden of iemand een perfectionist was of niet. Of er echter sprake was van maladaptief perfectionisme hing af van het antwoord op de vraag of iemand constant het gevoel had te falen als de gestelde doelen in werkelijkheid niet behaald werden. Slaney et al. noemden dit ervaren discrepantie tussen de gestelde doelen en de werkelijk behaalde doelen. Iemand met hoge standaarden en een lage ervaren discrepantiescore werd door hen gezien als een adaptieve perfectionist. Een maladaptieve perfectionist werd gezien als iemand met hoge standaarden en een hoge score op ervaren discrepantie.

Empirisch onderzoek van Stoeber en Otto (2006) bevestigde het idee dat perfectionisme zowel adaptieve als maladaptieve aspecten heeft. Individuen die hoog scoorden op zelfgeoriënteerd perfectionisme en/of hoge standaarden scoorden gemiddeld hoger op een groot aantal positieve uitkomsten waaronder positief affect, doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen, ervaren sociale steun en tevredenheid over het eigen leven in het algemeen. Daarnaast bleken zij minder
angst-, depressieve- en somatoforme klachten te rapporteren. Individuen die hoog scoorden op sociaal voorgeschreven perfectionisme en/of ervaren discrepantie bleken juist meer klachten te rapporteren en scoorden gemiddeld ook lager op bovengenoemde indicatoren.

Naast het vergelijken van adaptieve en maladaptieve perfectionisten, maakten Stoeber en Otto (2006) ook een vergelijking tussen adaptieve perfectionisten en non-perfectionisten. Hieruit bleek dat adaptieve perfectionisten zich over het algemeen lekkerder voelden, beter sociaal geïntegreerd waren en hogere cijfers haalden op de universiteit. Adaptieve perfectionisten scoorden daarentegen ook hoger op neuroticisme en depressieve symptomatologie dan non-perfectionisten.

Uit onderzoek blijkt dus dat perfectionisme naast maladaptieve aspecten ook adaptieve aspecten heeft. Soms is perfectionisme zelfs een voorwaarde om op topniveau te kunnen presteren in bijvoorbeeld sport (Stoeber et al., 2007), muziek (Stoeber & Eismann, 2007) of wetenschap (Enns et al., 2001). Cruciaal is dat perfectionisten regelmatig succeservaringen hebben, ofwel het gevoel hebben dat zij hun hoge standaarden daadwerkelijk hebben gehaald. Verder is het voor het welbevinden van perfectionisten van belang dat de hoge eisen afkomstig zijn van henzelf, en niet door de omgeving worden bepaald. Zo bleek uit een recentie studie dat het negatieve effect van ervaren discrepantie tussen standaarden en uitkomsten in combinatie met sociaal voorgeschreven perfectionisme vooral gepaard gaat met distress wanneer men voor zichzelf de lat minder hoog legt (Van Yperen & Hagedoorn, in press).

Derhalve kan worden geconcludeerd dat perfectionisme in het algemeen maladaptief is wanneer men zelden of nooit de hoge standaarden haalt, en wanneer de hoge standaarden afkomstig zijn van anderen. Zijn daarentegen de hoge standaarden van de persoon zelf afkomstig en wordt het gewenste niveau ook regelmatig gehaald, dan wordt dit als zeer bevredigend ervaren. Deze succeservaringen vormen wellicht ook een buffer tegen teleurstellingen die inherent zijn aan het nastreven van de zelfopgelegde hoge standaarden.

Ellen Spoor is masterstudent arbeids-, organisatie- en personeelspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Nico W. Van Yperen is hoogleraar psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Literatuur
Burns, D. (1980). The perfectionist’s script for self-defeat. Psychology Today, November, 34-51.
Enns, M.W., Cox, B.J., Sareen, J. & Freeman P. (2001). Adaptive and Maladaptive perfectionism in medical students: a longitudinal investigation. Medical Education, 35, 1034-1042.
Hewitt, P.L. & Flett, G.L. (1991). Perfectionism in the self and social contexts: Conceptualization, assessment and association with psychopathology. Journal of Personality and Social Psychology, 60, 456-470.
Hewitt, P.G. & Flett, G.L. (1993). Dimensions of perfectionism, daily stress, and depression: A test of the specific vulnerability hypothesis. Journal of Abnormal Psychology, 102, 58-65.
Hewitt, P.G. & Flett, G.L. (2006). Positive versus negative perfectionism in psychopathology. A Comment on Slade and Owens’s Dual Process Model. Behavior Modification, 30, 472-495.
Slaney, R.B., Rice, K.G.,  Mobley, G., Trippi, J. & Ashby, J.S. (2001). The Almost Perfect Scale-Revised. Measurement and Evaluation in Counseling and Development, 34, 130-145.
Stoeber, J. & Eismann, U. (2007). Perfectionism in young musicians: Relations with motivation, effort, achievement, and distress. Personality and Individual differences, 43, 2182-2192.
Stoeber, J. & Otto, K. (2006). Positive conceptions of perfectionism: Approaches, Evidence, Challenges. Personality and Social Psychology Review, 10, 295-319.
Stoeber, J., Otto, K., Pescheck, E., Becker, C. & Stoll, O. (2007). Perfectionism and competitive anxiety in athletes: Differentiating striving for perfection and negative reactions to imperfection. Personality and Individual differences, 42, 959-969.


Reageren? Mail naar A&O-items.